Voor kinderen die leren optellen en aftrekken bestaan er verschillende technieken. In de meeste scholen wordt er maar 1 techniek aangeboden. Wat kan je doen als je kind dit niet begrijpt?
Wat is belangrijk?
Kijk na of je kind inzicht heeft in de getalstructuur.
Hierna stel je de vraag: Wat is het belangrijkste de techniek correct kunnen uitvoeren of tot een juiste oplossing komen?
Tijdens mijn begeleiding kies ik altijd primair voor hoe kom je tot een juiste oplossing? En dan: begrijp je de techniek die je leerkracht op school gebruikt? Indien ja, waar kunnen we bijsturen? Indien nee: Wat doe jij spontaan? Kunnen we dit gebruiken binnen een techniek om de oefeningen op te lossen?
Kijk hierbij of ze spontaan vertrekken van ‘Wat doe ik er eerst bij?’ of ’Tientallen en tientallen, eenheden en eenheden’.
Tot 20 en 100, techniek 1
Hier onder is een voorbeeld van hoe we visueel voorstellen waar de tientallen en eenheden zich bevinden.
14 + 2: Het kind kijkt naar de tientallen en zet daar een verticale streep onder. De meeste kinderen kennen de tientallen die ze gebruiken bij het leggen van de getallen met MAB-materiaal als staafjes. Het kind kijkt verder en zet een bolletje onder de eenheden. Dit is een vereenvoudigde vorm van de blokjes bij het MAB-materiaal die de eenheden voorstellen.
Deze oefeningen kunnen als volgt opgelost worden:
Na het visueel voorstellen van de tientallen en eenheden legt het kind de volgende verbindingen bij 14 + 2: 1 tiental en denkt: ik noteer de 1. 4 en 2 eenheden, samen 6 eenheden, ik voeg de 6 toe. Hetzelfde doe je bij 34 + 2, je vertrekt met 3 tientallen.
Bij 34 + 8 heb je verschillende mogelijkheden:
Op de foto: 8 wordt gesplitst in 6 en 2 aangezien dit kind weet dat het eerst bij 4 moet aanvullen tot 10 (met 6) en dan noteert wat er over blijft (2).
Sommige kinderen werken hier met splitsbenen, zoals bij de volgende methode gebruikt wordt en andere kinderen noteren geen splitsing aangezien ze van buiten weten hoeveel 4 + 8 is of ze kennen 8 + 4.
Tot 20 en 100, techniek 2
Hierbij denkt het kind aan: Wat doe ik er eerst bij.
Bij de eerste 2 oefeningen zien de kinderen dit meteen.
Vanaf de derde oefening wordt een ‘sok’ gebruikt. (bv in de methode ‘Reken Maar’). Deze kan je ook andere namen geven zoals een vangnet.
Mijn ervaring is dat dit voor veel kinderen een complexe visuele voorstelling is. Voor sommigen helpt het om de ‘sok’ weg te laten en met streepjes te werken onder de oefening.
Bijvoorbeeld:
34 + 18 = 44 + 8 = 50 + 2 = 52
+10/+8 +6/+2
Je ziet het, er zijn heel wat variaties mogelijk.
Moet mijn kind al die stappen noteren?
In het begin is het vaak aan te raden om dit te doen. Na een tijdje kunnen ze proberen of het met minder tussenstappen lukt en uiteindelijk misschien zonder tussenstappen.
En hoe zit het dan met grotere getallen?
Je kan deze technieken toepassen op grotere getallen. Zoek eerst uit met welke stappen je kind tot een juiste oplossing komt met getallen tot 100. Zorg ervoor dat ze dit eerst vlot kunnen. Pas het daarna toe op grotere getallen.
Veel rekenplezier!
Hopelijk helpen je de bovenstaande tips. Je mag je kind helpen ontdekken hoe het wel lukt! (Zie ook blog: Als het leren rekenen bij je kind niet zo vlot verloopt, wat kan je doen als ouder? 6 tips.
Mocht het hierna nog niet lukken, mag je me contacteren om te bespreken of een begeleiding in mijn praktijk zinvol zou zijn.